Woensdag 26 augustus

Mijn hoofd bonkt
Ik weet niet wat er gebeurd is.
Voor mij staat een toren
Achter mij razen treinen
Ik zie een boom, een uitgemergelde komkommer, een huis en een bergtop
Ik wil meteen op de toren klimmen maar mijn benen willen niet.
 
Ik blijf zitten waar ik lag en neem een papier.
Ik zal terug omhoog klimmen maar niet meer alleen.